Indienen hulpvraag Wmo
We beschrijven hoe het aanmelden en beoordelen van een hulpvraag Wmo werkt
Stap 1: melding bij de gemeente
Melding bij de gemeente Zwartewaterland (de Centrale Toegang)
Inwoners die hulp nodig hebben kunnen zich melden bij de gemeente, bij de Centrale Toegang. De inwoner kan deze melding schriftelijk, digitaal, mondeling en telefonisch doen. Een melding voor bijstandsuitkering of een IOAW-uitkering kan alleen digitaal via www.werk.nl.
Doel en procedure melding
De gemeente ontvangt de melding. De gemeente bevestigt de melding in een brief of e-mail aan de inwoner. In deze bevestiging nodigt de gemeente de inwoner uit voor een gesprek met een medewerker. Tenzij dit niet nodig is (zie 2.3.1 lid 3). In de uitnodiging maakt de gemeente duidelijk waar en wanneer het gesprek is en waarover het gesprek gaat.
Het gesprek kan bij de inwoner thuis zijn (huisbezoek). Het gesprek is thuis als de inwoner dit wil of als dat van belang is voor de hulpvraag. De gemeente geeft informatie over de mogelijkheid om binnen 7 dagen na de melding zelf een plan op te stellen. In dit plan legt de inwoner uit hoe zijn persoonlijke situatie is en wat hij wil bereiken met zijn vraag (dit noemen we een persoonlijk plan of familiegroepsplan).
Gegevens van de melding
De gemeente verzamelt alle gegevens over de situatie van de inwoner die nodig zijn voor het gesprek en het onderzoek. Als het gaat om gegevens die de gemeente niet zelf kan inzien of verkrijgen, dan vraagt de gemeente aan de inwoner om die gegevens te leveren. Bij de uitnodiging voor het gesprek staat welke gegevens dat zijn.
Stap 2: gesprek na de melding
Doel en procedure gesprek
- Een medewerker van de gemeente maakt zo snel mogelijk nadat de inwoner zich heeft gemeld een afspraak voor een gesprek over de hulpvraag en informeert de inwoner over de gang van zaken bij dat gesprek. De medewerker zet zich ervoor in, dat dit gesprek binnen 10 werkdagen na de melding plaatsvindt. Het doel van dit gesprek is om een goed beeld te krijgen van het effect dat de inwoner met zijn hulpvraag wil bereiken en van zijn persoonlijke situatie.
- De gemeente informeert de inwoner en eventueel zijn mantelzorger dat zij gebruik kunnen maken van kosteloze cliëntondersteuning en/of financiële hulpverlening. Daarbij staat het belang van de inwoner centraal. Het gesprek kan telefonisch plaatsvinden als dat voldoende is om een goed beeld te krijgen van het effect dat de inwoner met zijn hulpvraag wil bereiken en van de persoonlijke situatie van de inwoner. De medewerker kan afzien van een gesprek als een gesprek niet nodig is en de inwoner daarmee instemt.
- Bij de start van het gesprek identificeert de inwoner zich met een geldig identiteitsbewijs, tenzij de identiteit al bij de medewerker bekend is. Echter is de medewerker altijd bevoegd om naar een geldig identiteitsbewijs te vragen. Als de inwoner een persoonlijk plan of familiegroepsplan heeft gemaakt, betrekt de medewerker dit bij het gesprek. De inwoner kan iemand (bijvoorbeeld een familielid) vragen om bij het gesprek aanwezig te zijn.
Inhoud gesprek
De medewerker bespreekt met de inwoner welk effect hij wil bereiken. In het gesprek onderzoekt de medewerker voor zover dat nodig is:
- De behoefte van de inwoner: wat is er nodig? Denk ook aan in de persoon gelegen factoren, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie en het probleem of de hulpvraag;
- De persoonlijke situatie en voorkeuren van de inwoner: hoe zien die eruit, hoe kan daarmee rekening worden gehouden en wat betekent dit voor het gewenste effect?
- De (on)mogelijkheden van de inwoner: (hoe) kan de inwoner zelf bijdragen aan de oplossing van het probleem?
- De omgeving van de inwoner: welke hulp kan het sociale netwerk of kunnen organisaties bieden en hoe kan er met de gemeente worden samengewerkt om de inwoner goed te helpen?
- Welke hulp er gegeven kan worden: zijn er collectieve voorzieningen, komt iemand in aanmerking voor een bijstandsuitkering? Kan er een pgb worden verstrekt? Moet de inwoner een bijdrage in de kosten betalen?
- Het gewenste effect van het verzoek van de hulpvraag;
- De mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;
- De mogelijkheden om hulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;
- De mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;
- Hoe een eventuele individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;
- Hoe rekening zal worden gehouden met het geloof, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de inwoner;
- De mogelijkheden om te kiezen voor een pgb, waarbij in begrijpelijke woorden wordt uitgelicht over de gevolgen voor die keuze.
Gaat het om Wmo-hulp, dan betrekt de gemeente ook anderen bij het gesprek, als dat nodig is. Het kan dan gaan om deskundigen, iemand die de inwoner vertegenwoordigt, een mantelzorger(s) of familie. Als de inwoner mantelzorg krijgt, gaat de gemeente na of er maatregelen genomen moeten worden om die mantelzorger te ondersteunen.
Gaat het over een bijstandsuitkering, dan vertelt de gemeente ook over de rechten en plichten die van toepassing zijn bij een bijstandsuitkering. De informatiemap wordt overhandigd en de inwoner tekent voor ontvangst. Tevens kijkt de gemeente naar de afstand tot de arbeidsmarkt en welke opdrachten in dat kader alvast meegegeven kunnen worden.
De gemeente kan gebruik maken van de deskundigheid van een onafhankelijk (medisch) deskundige bij onder andere:
- Vaststelling van de jeugdhulpvraag;
- Vaststelling van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen;
- Bepaling van de aard en omvang van de jeugdhulp;
- Vaststelling van de belastbaarheid in het kader van re-integratie.
Verslag na het gesprek
Zo snel mogelijk na het gesprek maakt de medewerker een verslag van het gesprek en de uitkomsten van het onderzoek. Opmerkingen of latere aanvullingen van de inwoner worden aan het verslag toegevoegd.
- Bij Jeugd is het verslag onderdeel van het familie groepsplan.
- Als het om een bijstandsuitkering gaat, dan gaat het hier om het plan van aanpak met daarin de eerste gemaakte afspraken. Dit plan wordt ondertekend door de inwoner.
Als het gaat om Wmo-hulp, dan stuurt de medewerker het verslag naar de inwoner, tenzij de inwoner heeft aangegeven dat niet te wensen. De inwoner ondertekent het verslag en stuurt dit naar de gemeente. Als de inwoner het niet eens is met het verslag, kan hij dat daarop aangeven. Als de inwoner hulp-op-maat van de gemeente wil ontvangen, kan hij dit aangeven op het ondertekende verslag. De gemeente ziet het verslag dan als een aanvraag.
Als het om Wmo-hulp gaat, kan de medewerker ook tijdens het gesprek een verslag maken en daarin aangeven wat er nodig is voor de inwoner. Als de inwoner en de medewerker tijdens het gesprek samen vaststellen welke voorziening er nodig is, dan wordt het door de inwoner ondertekende verslag gezien als een aanvraag.
Stap 3: indienen aanvraag
Aanvraag
- Na de melding en het onderzoek van de gemeente, kan de inwoner een aanvraag indienen. Het gespreksverslag en een eventueel persoonlijk plan vormen het uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag. De aanvraag kan schriftelijk of digitaal worden ingediend, via de route die de gemeente daarvoor heeft vastgesteld. Het doel van de aanvraag is te bepalen of de gemeente hulp verleent en welke vorm die hulp dan heeft.
- Melding en aanvraag worden op hetzelfde moment gedaan als het gaat om een uitkering voor inwoners van 27 jaar of ouder. Het gesprek met een medewerker vindt dan plaats nadat de aanvraag is ingediend.
- De gemeente kan besluiten dat ook voor bepaalde andere vormen van hulp melding en aanvraag op hetzelfde moment worden gedaan. Inwoners kunnen dan bij de melding direct een aanvraag indienen. Een onderzoek en een gesprek over de hulpvraag zijn dan niet nodig.
- De gemeente kan bepalen, dat inwoners een aanvraag indienen door middel van een aanvraagformulier. Een ondertekend gespreksverslag kan ook als aanvraagformulier worden beschouwd.
- Een aanvraag wordt ingediend bij de gemeente, behalve als het om een aanvraag voor een bijstandsuitkering voor levensonderhoud of een IOAW-uitkering gaat. Die aanvraag wordt digitaal ingediend via www.werk.nl.
Aanvraag voor hulp-op-maat
Vraagt de inwoner hulp-op-maat, dan gelden in ieder geval de volgende voorwaarden:
- De hulp is noodzakelijk om (één van) de doelen van de genoemde wetten te bereiken;
- De inwoner heeft geen mogelijkheden om het gewenste effect op eigen kracht te bereiken. Dat is bijvoorbeeld zo, als de inwoner geen gebruik kan maken van voorzieningen die algemeen gebruikelijk zijn. De inwoner kan het gewenste effect ook niet bereiken met gebruikelijke hulp van huisgenoten, met hulp vanuit het sociale netwerk of met behulp van andere voorzieningen of organisaties; en
- De hulp past bij het gewenste effect en de persoonlijke situatie van de inwoner.
Voor sommige vormen van hulp zijn er in de wet of in deze verordening extra voorwaarden gesteld.
De hulp-op-maat is niet luxer of duurder dan nodig is en duurt niet langer dan nodig is. De gemeente kiest daarom voor de goedkoopste voorziening die nodig is om het probleem van de inwoner langdurig te verminderen of op te lossen.
De gemeente kan hulp-op-maat weigeren als een inwoner iets (niet) heeft gedaan waardoor de hulpvraag is veroorzaakt, en hij deze hulpvraag had kunnen voorzien.
Advisering
De gemeente zorgt ervoor dat de medewerker die een melding of aanvraag behandelt de deskundigheid heeft die nodig is om deze melding of aanvraag goed te kunnen behandelen. Als de medewerker die deskundigheid niet heeft, zorgt de gemeente ervoor dat een deskundige een advies uitbrengt. Dit advies (deskundig oordeel) betrekt de gemeente bij de beoordeling van de aanvraag.
Beoordelen aanvraag
Bij het beoordelen van de aanvraag betrekt de gemeente alle gegevens die van belang zijn. Het gaat onder meer om gegevens over:
- De behoeften van de inwoner;
- De (on)mogelijkheden van de inwoner;
- De persoonlijke situatie van de inwoner;
- De mogelijkheden van het sociale netwerk, andere organisaties en de gemeente.
Om te bepalen of de gemeente hulp verleent, volgt de gemeente de volgende stappen:
Stap 1: De gemeente stelt eerst vast wat de hulpvraag van de inwoner is.
Stap 2: De gemeente stelt hierna vast welke problemen en beperkingen er precies zijn.
Stap 3: De gemeente bepaalt welke hulp nodig is en hoe veel.
Stap 4: De gemeente onderzoekt wat de inwoner zelf kan doen om het probleem op te lossen (eigen kracht), al dan niet met gebruikelijke hulp, hulp van anderen uit het sociale netwerk en van andere voorzieningen of organisaties.
Stap 5: De gemeente bepaalt welke aanvullende hulp nodig is om het probleem op te lossen en het gewenste effect te bereiken.
Voor iedere stap geldt, dat de gemeente de deskundigheid inzet die nodig is om die stap goed te kunnen afronden. Is er bijzondere deskundigheid nodig, dan zet de gemeente die in. De gemeente stelt de inwoner op de hoogte van welke deskundigheid er op welk moment nodig is en ingezet wordt.
Beslistermijn
- De gemeente beslist zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen de wettelijke termijnen, nadat de aanvraag is ontvangen. Gaat het om een aanvraag in het kader van de Wmo, dan beslist de gemeente binnen twee weken nadat de aanvraag is ontvangen, en in ieder geval binnen 8 weken.
- De beslistermijn kan schriftelijk worden opgeschoven als de inwoner niet voldoende gegevens heeft verstrekt. Als de gemeente een besluit niet binnen de vastgestelde termijn kan nemen, dan noemt de gemeente een nieuwe termijn waarbinnen het besluit zal worden genomen.
Stap 4: beslissing
Inhoud besluit
1. De gemeente stelt een besluit per brief vast en stuurt deze brief naar de inwoner. Het doel van dit besluit is dat de inwoner te weten komt of er wel of geen hulp wordt gegeven. Als de gemeente hulp geeft, staat in het besluit ook of de hulp in natura, in de vorm van een pgb, in geld of op een andere manier wordt gegeven. De gemeente kan de inwoner ook op een andere manier informeren, als de inwoner van de gemeente krijgt, wat hij heeft gevraagd en voor de inwoner duidelijk is wat de gemeente heeft besloten.
2. Geeft de gemeente hulp in natura, dan wordt in het besluit in ieder geval vastgelegd:
- Wat de hulp inhoudt en waarvoor de hulp bedoeld is;
- Wanneer de hulp ingaat en hoe lang de hulp duurt;
- Hoe en door wie de hulp wordt gegeven, en
- Welke andere voorzieningen voor de inwoner van belang kunnen zijn;
- De plicht om wijzigingen in de situatie en het recht op de hulp in natura aan de gemeente door te geven;
- De omvang en het beoogde resultaat.
3. Geeft de gemeente hulp in de vorm van een pgb, dan wordt in het besluit in ieder geval vastgelegd:
- Waarvoor het pgb bedoeld is en welk effect daarmee bereikt moet worden;
- Welke kwaliteitseisen er gelden voor de besteding van het pgb;
- Hoe hoog het pgb is en hoe dit berekend is;
- Wanneer het pgb ingaat en wanneer het pgb eindigt;
- Hoe de besteding van het pgb verantwoord wordt; en
- Welke andere voorzieningen voor de inwoner van belang kunnen zijn;
- De plicht om wijzigingen in de situatie en het recht op de hulp in de vorm van een pgb aan de gemeente door te geven.
4. Geeft de gemeente hulp in de vorm van geld, dan wordt in het besluit in ieder geval vastgelegd:
- Voor welk doel het geld wordt gegeven;
- Wanneer het geld wordt betaald;
- Hoe vaak het geld wordt betaald; en
- Welke voorwaarden en verplichtingen er gelden.
5. De gemeente informeert de inwoner in het besluit ook over een eventuele bijdrage in de kosten.